- In 1304 betekent het Beleg van Amsterdam niet het einde van de stad, maar wel het einde van de Van Amstels (zie aflevering De Heren van Amstel en een raadselachtig fort).
- Rond 1306: bouw Oude Kerk.
- 1317: Amsterdam definitief bij Holland.
- In 1320 worden de eerste havenkades aangelegd.
- Amsterdam is intens religieus: Mirakel en Heilige Stede in 1345 (zie aflevering Mirakel en Heilige Stede).
- Rond 1340 komen er nieuwe verdedigingswerken: een gracht en een burgwal.
- Omstreeks 1385 legt de stad nieuwe wallen aan. De oude wal wordt de Voorburgwal en de nieuwe wal de Achterburgwal. Zo ontstaan de Oudezijds Voorburgwal, Oudezijds Achterburgwal, Nieuwezijds Voorburgwal en Nieuwezijds Achterburgwal.
- Aan het einde van de eeuw breidt de stad alweer uit, nu het IJ in. Het land ter hoogte van het Victoriahotel wordt aangeplempt: de Nieuwezijds Houttuinen, waar de houthandel zich vestigt.
- Rond 1400 heeft de stad 3000 inwoners, ongeveer net zoveel als Alkmaar. Ter vergelijking: Leiden en Gouda hebben 4200 inwoners, Delft 5400 en Dordrecht en Haarlem hebben 6400 inwoners.
Economie
- De arbeidsmarkt begint te differentiƫren en te specialiseren. Oorspronkelijk maken ambachtslieden een veelvoud van eenvoudige producten. Vanaf de 14e eeuw ontstaan gespecialiseerde beroepen. De smid maakt bijvoorbeeld eerst allerlei ijzeren producten, nu zijn er specialisten voor de productie van -zeg- messen of sloten.
- De biertol van 1323 legt de basis voor de handel (zie aflevering De biertol). Hollandse kooplieden ontwikkelen handel van Frankrijk tot het Oostzeegebied in hout, graan, haring, zuivel, laken, zout en wijn.
- Vanaf 1350 ontwikkelt zich het grootbedrijf, vooral in laken en scheepsbouw. Kapitaalkrachtige koopman-ondernemers financieren (en controleren) verschillende fasen van het productieproces. De verwerking gebeurt door een legertje thuiswerkende loonarbeiders.
- Dit is het begin van "de nieuwe geest", die het Middeleeuwse denken doorbreekt en de basis legt voor de Gouden Eeuw.
- Door de slechte ontwatering is de Hollandse landbouw overgestapt van akkerbouw op veeteelt. Dit levert zowel een overschot aan arbeidskrachten op -wat de verstedelijking versnelt-, als een overschot aan zuivelproducten, die vervolgens worden geƫxporteerd.
Bestuur
- In 1300 geeft Gwijde, bisschop van Utrecht, Amsterdam haar eerste schriftelijke keur, die vermoedelijk grotendeels is gebaseerd op al bestaande afspraken. Dit document staat Amsterdam toe om eigen regels op te stellen, zolang die niet ingaan tegen de rechten van de landsheer. Amsterdam heeft nu een juridisch autonome status, met een eigen bestuur, recht en rechtspraak.
- Graaf Willem IV verleent Amsterdam in 1342 tegen betaling een uitgebreider Hollands stadsrecht. Het initiatief en de uitwerking van de nieuwe keur komen vermoedelijk van de burgers zelf.
- Dit soort versterkingen van de positie van de stad gebeuren nagenoeg altijd als de grafelijke macht is verzwakt.
- Zo ontstaat er een traditie van burgerlijk bestuur, met een belangrijke rol voor de vroedschap: een college van vooraanstaande burgers die keuren uitvaardigden. De politieke rol van de ambachtsgilden in Amsterdam is beperkt in vergelijking met andere Nederlandse steden.
- De graaf benoemt de schepenen (die namens hem zijn belast met de rechtspraak), de schout (handhaaft de orde en uitvoering van boetes en straffen) en de baljuw (de vertegenwoordiger van de landsheer, belast met de regionale rechtspraak in Amstelland).
- Recht wordt gesproken in de Vierschaar, van oudsher in het openbaar in de buitenlucht. In de keur van 1300 heeft de maagschap (familie) nog een sterke rol in het strafrecht. Alleen nabestaanden mogen een aanklacht indienen voor doodslag. Later verschuift die rol naar de schout en de schepenen.
- In 1351 wordt de "keurigmedigheid" (horigen of onvrijen) afgeschaft voor poorters en kort daarna ook voor ingezetenen.
- In 1388 voert de stad een regel in tegen nepotisme: familie tot en met achterneven mogen niet tegelijk schepen zijn. Tien jaar later wordt dat versoepeld tot en met neven.
- In de 14e eeuw ontwikkelen zich de schutterijen voor de verdediging van de stad. De klover (soort pistool) is hun wapen, de doelen is de schietbaan om te oefenen. Van oudsher hebben deze schuttersgilden hun basis in de burgerij en vormen ze een tegenmacht voor het stadsbestuur.